Nieuw werk van
Arjanne van der Spek in de Schiemanstraat in Amsterdam
Naar verluidt weten
de bewoners van Paaseiland niet waarvandaan de metershoge beelden komen
waartussen zij wonen, noch wie de makers
ervan zijn of wat hun betekenis is. Het is alsof de Mata ki te rani, de ‘ogen die naar de hemel kijken’, het eiland
bevolken, en de mensen slechts in hun territorium dulden. De beelden kijken
schuin omhoog, wie weet wel naar de goden die daarboven wonen, en trekken zich
niets aan van het gewriemel van de mannen en vrouwen met wie ze Rapa Nui, de ‘Grote Rots’, delen.
Eenzelfde gedachte komt op als je
kijkt naar het werk van Arjanne van der Spek: je weet niet wat het is waarnaar
je kijkt. De beelden, tekeningen, en werken van stof, borduursel, aarde en pigment
zijn weliswaar veel bescheidener van omvang dan de beelden op Paaseiland, maar ook
zij vormen hun eigen geheimzinnige wereld die alleen quasi toevallig naar de
onze (een Fabergé-ei, een nomadentent) verwijst. Ook het toeval en de traditie spelen
een rol in het werk. Het spreekt van een tijdelijke, nomadische, levenswijze,
de kleuren zijn schoon en ‘vies’, verzadigd.
De tapijten uit de nomadische culturen zijn anoniem, de symbolen ervan worden
gedeeld en bevatten verwijzingen naar natuur, geest, hoop. In die traditie
staat het werk van Van der Spek.
Uitgever
Athenaeum–Polak & Van Gennep
Rotterdam 1958,
Academie voor Kunst
en Vormgeving, ’s Hertogenbosch 1978-1980
De Ateliers
(voormalig ateliers ’63) 1980-1982